toerust

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • toe·rust

Werkwoord

vervoeging van
toerusten

toerust

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van toerusten
    • ... dat ik toerust. 
  2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van toerusten
    • ... dat jij toerust. 
  3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van toerusten
    • ... dat hij toerust.