toeriep

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • toe·riep

Werkwoord

vervoeging van
toeroepen

toeriep

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van toeroepen
    • ... dat ik toeriep. 
    • ... dat jij toeriep. 
    • ... dat hij, zij, het toeriep. 

Gangbaarheid