toenaderden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • toe·na·der·den

Werkwoord

vervoeging van
toenaderen

toenaderden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van toenaderen
    • ...dat wij toenaderden. 
    • ...dat jullie toenaderden. 
    • ...dat zij toenaderden. 

Gangbaarheid