toega

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • toe·ga

Werkwoord

vervoeging van
toegaan

toega

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van toegaan
    • ... dat ik toega. 
vervoeging van
toegaan

toega

  1. (in een bijzin) enkelvoud tegenwoordige tijd aanvoegende wijs van toegaan
    • ... dat men toega.