tirailleerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ti·rail·leer·de

Werkwoord

vervoeging van
tirailleren

tirailleerde

  1. enkelvoud verleden tijd van tirailleren
    • Ik tirailleerde. 
    • Jij tirailleerde. 
    • Hij, zij, het tirailleerde.