tikkel

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tik·kel

Werkwoord

vervoeging van
tikkelen

tikkel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tikkelen
    • Ik tikkel. 
  2. gebiedende wijs van tikkelen
    • Tikkel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tikkelen
    • Tikkel je? 

Gangbaarheid

74 % van de Nederlanders;
78 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be