terugspoelde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • te·rug·spoel·de

Werkwoord

vervoeging van
terugspoelen

terugspoelde

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van terugspoelen
    • ... dat ik terugspoelde. 
    • ... dat jij terugspoelde. 
    • ... dat hij, zij, het terugspoelde.