telebankier

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • te·le·ban·kier

Werkwoord

vervoeging van
telebankieren

telebankier

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van telebankieren
    • Ik telebankier. 
  2. gebiedende wijs van telebankieren
    • Telebankier! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van telebankieren
    • Telebankier je?