tegenspreek
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: tegenspreek (hulp, bestand)
Woordafbreking
- te·gen·spreek
Werkwoord
vervoeging van |
---|
tegenspreken |
tegenspreek
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tegenspreken
- ... dat ik tegenspreek.