Naar inhoud springen

tegenoverstelde

Uit WikiWoordenboek
Versie door Kvdrgeus (overleg | bijdragen) op 21 jan 2018 om 00:35 (Nieuwe pagina aangemaakt met '{{=nld=}} {{-pron-}} *{{sound}}: {{audio|nl-{{pn}}.ogg|{{pn}}|nld}} <!--*{{WikiW|IPA}}: {{IPA|/xxxx/|nld}}--> {{-syll-}} *te·gen·over·stel·de {{-verb-|0}} {{ovt...')
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
  • te·gen·over·stel·de
vervoeging van
tegenoverstellen

tegenoverstelde

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van tegenoverstellen
    • ... dat ik tegenoverstelde. 
    • ... dat jij tegenoverstelde. 
    • ... dat hij, zij, het tegenoverstelde.