tandenpoetste

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tan·den·poets·te

Werkwoord

vervoeging van
tandenpoetsen

tandenpoetste

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van tandenpoetsen
    • ... dat ik tandenpoetste. 
    • ... dat jij tandenpoetste. 
    • ... dat hij, zij, het tandenpoetste.