surveilleer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sur·veil·leer

Werkwoord

vervoeging van
surveilleren

surveilleer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van surveilleren
    • Ik surveilleer. 
  2. gebiedende wijs van surveilleren
    • Surveilleer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van surveilleren
    • Surveilleer je?