superviseer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: superviseer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- su·per·vi·seer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
superviseren |
superviseer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van superviseren
- Ik superviseer.
- gebiedende wijs van superviseren
- Superviseer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van superviseren
- Superviseer je?