stijfvloekt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stijf·vloekt

Werkwoord

vervoeging van
stijfvloeken

stijfvloekt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stijfvloeken
    • ... dat jij stijfvloekt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stijfvloeken
    • ... dat hij stijfvloekt.