stähle

Uit WikiWoordenboek

Duits

Uitspraak
  • IPA: / ˈʃtɛːlə /
Woordafbreking
  • stäh·le

Werkwoord

stähle

  1. eerste persoon enkelvoud aantonende wijs tegenwoordige tijd van stählen
  2. eerste persoon enkelvoud aanvoegende wijs I tegenwoordige tijd van stählen
  3. derde persoon enkelvoud aanvoegende wijs I tegenwoordige tijd van stählen
  4. gebiedende wijs enkelvoud van stählen

Werkwoord

stähle

  1. eerste persoon enkelvoud aanvoegende wijs II verleden tijd van stehlen
  2. derde persoon enkelvoud aanvoegende wijs II verleden tijd van stehlen