Naar inhoud springen

spieren

Uit WikiWoordenboek
  • spie·ren

despierenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord spier
     Haar lichaam stond strak, alle spieren van haar magere gestalte gespannen, en haar kaken leken uit steen gehouwen, net als die van de sater in de fontein.[1]
     Snel wil ik uit bed stappen voordat Hannah wakker wordt, maar mijn spieren weigeren mee te werken.[2]
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[3]
  1. Jessie Burton vert. Marja Borg
    “De muze” (2017), Luitingh-Sijthoff op Wikipedia, ISBN 9789024574704
  2. Marion Pauw e.a.
    “4 wandelaars en een Siciliaan” (2022), The House of Books, ISBN 9789044363340
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be