spartel

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • spar·tel

Werkwoord

vervoeging van
spartelen

spartel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van spartelen
    • Ik spartel. 
  2. gebiedende wijs van spartelen
    • Spartel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van spartelen
    • Spartel je?