smeedde samen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • smeed·de sa·men

Werkwoord

vervoeging van
samensmeden

smeedde samen

  1. enkelvoud verleden tijd van samensmeden
    • Ik smeedde samen. 
    • Jij smeedde samen. 
    • Hij, zij, het smeedde samen.