sijpelde binnen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sij·pel·de bin·nen

Werkwoord

vervoeging van
binnensijpelen

sijpelde binnen

  1. enkelvoud verleden tijd van binnensijpelen
    • Ik sijpelde binnen. 
    • Jij sijpelde binnen. 
    • Hij, zij, het sijpelde binnen.