sijpelde binnen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- sij·pel·de bin·nen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
binnensijpelen |
sijpelde binnen
- enkelvoud verleden tijd van binnensijpelen
- Ik sijpelde binnen.
- Jij sijpelde binnen.
- Hij, zij, het sijpelde binnen.
- Ik sijpelde binnen.