schoolgingen
- school·gin·gen
vervoeging van |
---|
schoolgaan |
schoolgingen
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van schoolgaan
- ...dat wij schoolgingen.
- ...dat jullie schoolgingen.
- ...dat zij schoolgingen.
- ...dat wij schoolgingen.
vervoeging van |
---|
schoolgaan |
schoolgingen