scheefhuurt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • scheef·huurt

Werkwoord

vervoeging van
scheefhuren

scheefhuurt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van scheefhuren
    • ... dat jij scheefhuurt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van scheefhuren
    • ... dat hij scheefhuurt. 

Gangbaarheid