schaftte
Uiterlijk
- schaft·te
vervoeging van |
---|
schaften |
schaftte
- enkelvoud verleden tijd van schaften
- Ik schaftte.
- Jij schaftte.
- Hij, zij, het schaftte.
- Ik schaftte.
- Het woord schaftte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.