savoureerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sa·vou·reer·de

Werkwoord

vervoeging van
savoureren

savoureerde

  1. enkelvoud verleden tijd van savoureren
    • Ik savoureerde. 
    • Jij savoureerde. 
    • Hij, zij, het savoureerde.