savoureer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- sa·vou·reer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
savoureren |
savoureer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van savoureren
- Ik savoureer.
- gebiedende wijs van savoureren
- Savoureer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van savoureren
- Savoureer je?