sammel
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- sam·mel
Werkwoord
vervoeging van |
---|
sammelen |
sammel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sammelen
- Ik sammel.
- gebiedende wijs van sammelen
- Sammel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sammelen
- Sammel je?
Gangbaarheid
- Het woord 'sammel' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.