samenstroomden
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- sa·men·stroom·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
samenstromen |
samenstroomden
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van samenstromen
- ...dat wij samenstroomden.
- ...dat jullie samenstroomden.
- ...dat zij samenstroomden.
- ...dat wij samenstroomden.
Gangbaarheid
- Het woord samenstroomden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.