samenspeel
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: samenspeel (hulp, bestand)
Woordafbreking
- sa·men·speel
Werkwoord
vervoeging van |
---|
samenspelen |
samenspeel
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van samenspelen
- ... dat ik samenspeel.
vervoeging van |
---|
samenspelen |
samenspeel