samenschoolt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sa·men·schoolt

Werkwoord

vervoeging van
samenscholen

samenschoolt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van samenscholen
    • ... dat jij samenschoolt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van samenscholen
    • ... dat hij samenschoolt.