sabberde af
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: sabberde af (hulp, bestand)
Woordafbreking
- sab·ber·de af
Werkwoord
vervoeging van |
---|
afsabberen |
sabberde af
- enkelvoud verleden tijd van afsabberen
- Ik sabberde af.
- Jij sabberde af.
- Hij, zij, het sabberde af.
- Ik sabberde af.