ruïneerde
Uiterlijk
- ru·i·neer·de
vervoeging van |
---|
ruïneren |
ruïneerde
- enkelvoud verleden tijd van ruïneren
- Ik ruïneerde.
- Jij ruïneerde.
- Hij, zij, het ruïneerde.
- Ik ruïneerde.
- Het woord ruïneerde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.