roskamde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ros·kam·de

Werkwoord

vervoeging van
roskammen

roskamde

  1. enkelvoud verleden tijd van roskammen
    • Ik roskamde. 
    • Jij roskamde. 
    • Hij, zij, het roskamde. 
    • Gisteren roskamde hij het paard.