romantiseer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ro·man·ti·seer

Werkwoord

vervoeging van
romantiseren

romantiseer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van romantiseren
    • Ik romantiseer. 
  2. gebiedende wijs van romantiseren
    • Romantiseer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van romantiseren
    • Romantiseer je?