romaniseerden
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ro·ma·ni·seer·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
romaniseren |
romaniseerden
- meervoud verleden tijd van romaniseren
- Wij romaniseerden.
- Jullie romaniseerden.
- Zij romaniseerden.
- Wij romaniseerden.
vervoeging van |
---|
romaniseren |
romaniseerden