romaniseer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: romaniseer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ro·ma·ni·seer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
romaniseren |
romaniseer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van romaniseren
- Ik romaniseer.
- gebiedende wijs van romaniseren
- Romaniseer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van romaniseren
- Romaniseer je?