riposteerde
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: riposteerde (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ri·pos·teer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
riposteren |
riposteerde
- enkelvoud verleden tijd van riposteren
- Ik riposteerde.
- Jij riposteerde.
- Hij, zij, het riposteerde.
- Ik riposteerde.