riere

Uit WikiWoordenboek

Limburgs

Uitspraak
  • IPA: /ˈriːrɐ/ (Etsbergs)
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
riere
reer
gerere
klasse 1 volledig

Werkwoord

riere

  1. kortstondig, maar herhaaldelijk bibberen
    «Achter wen 't kindj oed g'm watere gehaoldj waar, reer 't nag hel.»
    Nadat het kind uit het water gehaald was, bibberde het nog stevig.


Spaans

Werkwoord

vervoeging van
reír

riere

  1. eerste persoon enkelvoud toekomende tijd (futuro) van reír (modo subjuntivo/aanvoegende wijs)
  2. derde persoon enkelvoud toekomende tijd (futuro) van reír (modo subjuntivo/aanvoegende wijs)