ressorteerde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- res·sor·teer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
ressorteren |
ressorteerde
- enkelvoud verleden tijd van ressorteren
- Ik ressorteerde.
- Jij ressorteerde.
- Hij, zij, het ressorteerde.
- Ik ressorteerde.
vervoeging van |
---|
ressorteren |
ressorteerde