ressorteerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • res·sor·teer·de

Werkwoord

vervoeging van
ressorteren

ressorteerde

  1. enkelvoud verleden tijd van ressorteren
    • Ik ressorteerde. 
    • Jij ressorteerde. 
    • Hij, zij, het ressorteerde.