respireer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- res·pi·reer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
respireren |
respireer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van respireren
- Ik respireer.
- gebiedende wijs van respireren
- Respireer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van respireren
- Respireer je?