rescontreerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • res·con·treer·de

Werkwoord

vervoeging van
rescontreren

rescontreerde

  1. enkelvoud verleden tijd van rescontreren
    • Ik rescontreerde. 
    • Jij rescontreerde. 
    • Hij, zij, het rescontreerde. 

Gangbaarheid