renommeerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·nom·meer·de

Werkwoord

vervoeging van
renommeren

renommeerde

  1. enkelvoud verleden tijd van renommeren
    • Ik renommeerde. 
    • Jij renommeerde. 
    • Hij, zij, het renommeerde. 

Gangbaarheid