regenereer
- Geluid: regenereer (hulp, bestand)
- re·ge·ne·reer
vervoeging van |
---|
regenereren |
regenereer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van regenereren
- Ik regenereer.
- gebiedende wijs van regenereren
- Regenereer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van regenereren
- Regenereer je?