Naar inhoud springen

refracteer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·frac·teer

Werkwoord

vervoeging van
refracteren

refracteer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van refracteren
    • Ik refracteer. 
  2. gebiedende wijs van refracteren
    • Refracteer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van refracteren
    • Refracteer je?