reclameer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·cla·meer

Werkwoord

vervoeging van
reclameren

reclameer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van reclameren
    • Ik reclameer. 
  2. gebiedende wijs van reclameren
    • Reclameer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van reclameren
    • Reclameer je?