rechtzit

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • recht·zit

Werkwoord

vervoeging van
rechtzitten

rechtzit

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rechtzitten
    • ... dat ik rechtzit. 
  2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rechtzitten
    • ... dat jij rechtzit. 
  3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rechtzitten
    • ... dat hij rechtzit. 

Gangbaarheid