ravitailleerden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ra·vi·tail·leer·den

Werkwoord

vervoeging van
ravitailleren

ravitailleerden

  1. meervoud verleden tijd van ravitailleren
    • Wij ravitailleerden. 
    • Jullie ravitailleerden. 
    • Zij ravitailleerden. 

Gangbaarheid