rationaliseer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ra·ti·o·na·li·seer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
rationaliseren |
rationaliseer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rationaliseren
- Ik rationaliseer.
- gebiedende wijs van rationaliseren
- Rationaliseer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rationaliseren
- Rationaliseer je?