raapte af
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- raap·te af
Werkwoord
vervoeging van |
---|
afrapen |
raapte af
- enkelvoud verleden tijd van afrapen
- Ik raapte af.
- Jij raapte af.
- Hij, zij, het raapte af.
- Ik raapte af.
vervoeging van |
---|
afrapen |
raapte af