raakte af
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- raak·te·af
Werkwoord
vervoeging van |
---|
afraken |
raakte af
- enkelvoud verleden tijd van afraken
- Ik raakte af.
- Jij raakte af.
- Hij, zij, het raakte af.
- Ik raakte af.
vervoeging van |
---|
afraken |
raakte af