raaksloegen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • raak·sloe·gen

Werkwoord

vervoeging van
raakslaan

raaksloegen

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van raakslaan
    • ...dat wij raaksloegen. 
    • ...dat jullie raaksloegen. 
    • ...dat zij raaksloegen. 

Gangbaarheid