raakslaat

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • raak·slaat

Werkwoord

vervoeging van
raakslaan

raakslaat

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van raakslaan
    • ... dat jij raakslaat. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van raakslaan
    • ... dat hij raakslaat. 

Gangbaarheid